
Het lachende aanrechtbakje
ColumnsCOLUMN: Brummen heeft al jaren de ambitie energieneutraal te zijn in 2030, maar het zit niet mee. De industrie peinst over 2050. En de civiele sector is stroperig. Duurzame energie blijkt net zo goed een last als een lust. Windmolens komen de gemeente niet in en zonnevelden mondjesmaat. Het zonnepark Doonweg zakt met de giftige staalknollen van Tatasteel de grond in. De restwarmte van de industrie zou hele wijken in Eerbeek behaaglijk moeten houden. Papierfabriek De Hoop zou de meeste warmte moeten leveren. In haar eigen ondergang sleurt ze ook de wijkverwarming mee.
In de begroting 2024 beschrijft de gemeente haar rol als: ‘Werken aan behoud van landschap, natuurontwikkeling, de bodem- en wateropgave, biodiversiteit, klimaatadaptatie, duurzaam bouwen, een circulaire economie en emissievrije mobiliteit’. Alle groene woorden op een hoop.
In de dorpse werkelijkheid gaat het om ‘monitoren van de zon op het dak, werken aan zonneparking bij het gemeentehuis en de gemeentelijke gebouwen van het aardgas afhelpen’. Misschien kunnen de sympathisanten van het bedreigde voedselbos in Brummen de gemeente aanspreken op lonkende zinnetjes over ‘biobased’ en ‘natuurinclusief’ bouwen.
De verkiezingsprogramma’s voor de Tweede Kamer gaan over duurzaamheid. Maar 2030, als het heilige jaar, is losgelaten. Toch is er geen tijd te verliezen. De gemeente wijst op de noodzakelijke overgang naar schone en hernieuwbare energie, schaarste aan grondstoffen en veranderingen in voedsel en landbouw. Veel ervan is Haagse politiek. Brummen oogst glimlachjes met ‘een gratis aanrechtbakje voor een groenere toekomst’. Duizenden inwoners hebben er een afgehaald. De mijne is blauw, groen had ook gekund, de gele uit de advertentie niet. Het lachende aanrechtbakje voor pitten en schillen en grote woorden.
Muus Groot