Afbeelding

Veehouderij heeft 27 miljoen euro nodig

REGIO - Zes provincies (Gelderland, Drenthe, Overijssel, Utrecht, Limburg en Noord-Brabant) en vijf veehouderijsectoren willen samen nieuwe innovatieve maatregelen en technologie ontwikkelen. Daarmee moet een forse stap gezet worden in de versnelling van de verduurzaming van de veehouderij en de aanpak van het stikstof- en klimaatvraagstuk.

Om dit mogelijk te maken vragen de provincies 27 miljoen euro van het Rijk. Op de korte termijn is 8,5 miljoen euro nodig om zo snel mogelijk, in ieder geval dit jaar al, te beginnen met de 50 proeven. In totaal is zo’n 58 miljoen nodig. Provincies en de sectoren dragen daar ook aan bij.


Minister Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof zijn positief over de plannen. Minister Adema constateert dat het initiatief goed aansluit bij zijn beleid. De bewindspersonen gaven aan te willen verkennen of én hoe het Rijk kan bijdragen aan de proeven. Het voorstel van de provincies en de 5 sectoren kan bovendien een waardevolle bijdrage leveren aan het Landbouwakkoord, aldus de minister.
Alle partijen (Rijk, provincies en veehouderijsectoren) zien dat innovatie onmisbaar is om te verduurzamen en de uitstoot terug te dringen, naast bijvoorbeeld extensivering. Bij dat laatste gaat het om minder dieren per hectare te gaan houden, terwijl die meer en langer buiten in de wei kunnen staan. Juist ook om perspectief te geven aan de bedrijven die niet willen stoppen en doorgaan.


Met de 50 proeven die in 2023 beginnen, willen de provincies samen met de veehouderij inzetten op innovaties die leiden tot haalbare en betaalbare reducties van de uitstoot, die goed zijn vastgelegd in wet- en regelgeving en de basis leggen voor een nieuw stelsel – ook voor vergunningverlening en handhaving. Verder moeten ze zorgen voor het verwerken van mest tot organische meststoffen voor de land- en tuinbouw ter vervanging van kunstmest. Voor de melkveehouderij kan dit onder meer leiden tot nieuwe verdienmodellen voor mestverwerking in combinatie met energieopwekking.


In de zes samenwerkende provincies is het vraagstuk rond mest extra groot. Ze gelden als de zogeheten ‘zandprovincies', die deels of geheel op de hoge zandgronden liggen. In deze provincies zijn de veehouderijsectoren sterk vertegenwoordigd en zijn er natuurgebieden waar de neerslag van stikstof sterk moet verminderen. Bovendien spoelen mineralen op de zandgronden gemakkelijker uit de bodem. Om perspectief te houden voor de landbouw zijn hiervoor snel duurzame oplossingen nodig.