Vergaan optimisme


Zes jaar geleden werd aan de gemeenten de werkverschaffing, de ziekenzorg en de jeugdzorg overgedragen. De gemeente staat dichter bij de burger dan wij, was de filosofie van het toenmalige kabinet Rutte-Samsom. De participatiemaatschappij werd uitgevonden: buren en familie moesten zorgtaken gaan beheren. Die gedachte was midden in de bankencrisis ontstaan toen het kabinet alles in het werk stelde om het begrotingstekort onder de drie procent te houden. Dan weet je het wel: aan de decentralisatie van de zorgtaken werd een flinke bezuiniging gekoppeld. Mantelzorg moest de gaten vullen.

De sociale werkplaatsen gingen dicht voor nieuwe gegadigden. Het bedrijfsleven en de overheid zouden banen creëren voor mensen ‘met een afstand tot de arbeidsmarkt’. De beloofde 100.000 banen in het particuliere bedrijfsleven zijn niet gehaald. Bij de overheid nog minder. In Den Haag wordt alweer aan een heropening van de sociale werkplaatsen gedacht.

De gemeenten zagen de nieuwe verantwoordelijkheid wel zitten, al vreesden ze de bezuinigingen. Sindsdien is het sociale domein in vrijwel alle gemeenten een bloeder. De jeugdzorg het meest. Een op de tien jongeren heeft hulp nodig. In haar Volkskrant-column vroeg Marcia Luyten zich af of het in het basisonderwijs ontbreekt aan orde, structuur, concentratie, leraren en leermiddelen. Kinderen van ouders die hun (v)echtscheiding uitvechten overspoelen de jeugdzorg. Aan Brummen is de problematiek niet voorbijgegaan. Onze gemeente heeft naar verhouding weinig kinderen, maar die krijgen bovenmatig zware hulp.

Wethouder Sjerps zei over het sociale domein: “Samen met de welzijnsstichting gaan we de algemene middelen en de samenwerking met Team voor Elkaar versterken. Hierdoor ontstaat er een goed alternatief voor de maatwerkvoorzieningen die we nu vaak inzetten”. Het klinkt als een echo van Rutte -Samsom’s vergane optimisme.