Een sprookje


Brummen gelooft in
sprookjes. Het gelooft in 2030 energieneutraal te zijn. Dan wekt het evenveel energie op als het verbruikt. Je hebt er wel 46 windmolens voor nodig, bijna twee keer zoveel als wettelijk is toegestaan. En verder: tweehonderd voetbalvelden aan zonneparken en zonnepanelen op alle daken. Ik overdrijf niet, de gemeente zelf heeft deze cijfers verstrekt. In de strategie van de Cleantech Regio, waar Brummen onder valt, gaat het nog maar over 12 windmolens, tenminste als de beschermde wespendief het toestaat

Vorige week ging het in Brummen nu eens niet over corona, maar over dat andere pandemonium: het klimaat. Wethouder Inberg wilde de burgerij horen over zonnevelden en windmolens. Het Rijk wil het. De wethouder vroeg waar kan ik mijn zonnevelden en windturbines kwijt. Zo’n vijftig geïnteresseerden schoven digitaal aan. Wel klimaatbewust, maar graag ver weg van eigen heerd. Het werd een uitvlucht in alternatieven: molentjes zonder wieken, waterkracht en zelfs atoomenergie.

Zonnevelden kun je inpassen in het landschap, maar windmolens worden als horizonvervuilers beschouwd, hoewel er mensen zijn die er een moderne versie van de oudhollandse poldermolens in zien. Het geluid en de slagschaduw van de windturbines zijn wilde beesten die je gemoedsrust kunnen verscheuren. Een leven in de slagschaduw van de molenwieken: aan-uit, aan-uit. Als het dan toch moet dan graag de windmolens op een kluitje bij de industrie en in de uiterwaarden. En zonnevelden achter de bosjes.

Inloopbijeenkomsten, zoals de digitale van wethouder Inberg, komen altijd op hetzelfde neer. Autoriteiten die het onvermijdelijk van de energietransitie uitleggen. Deskundigen die je met het pistool op de borst enquêteren over het waar en het hoe en bewoners die het onkruid wieden in hun achtertuin. Hou er mee op. Bedenk waar twee of drie kluitjes windmolen de kim mogen ontstijgen zonder aan-uit en geluidsgolven in de bewoonde wereld. Vertel ons geen sprookjes.