De gouden standaard


IJzerenheinig hield Hendrik Colijn, premier in de crisisjaren dertig van de vorige eeuw, vast aan de gouden standaard. Het Hollandse goed werd onverkoopbaar, de rijen werklozen waren eindeloos en de uitkeringen armoedig. Het ‘gepeupel’ werd opstandig. Maar de gulden bleef z’n gewicht in goud waard. Tot 1936. Als laatste in Europa ging Nederland voor de nieuwe tijd.

De gemeentelijke zelfstandigheid is het vergulde lijstje van het dorpsbestaan. Het volk van Brummen waardeert het, maar financieel is het een knellend korset. De ambtenaren kunnen het werk niet aan. Er zijn geen reserves om tegenslagen op te vangen. Investeringsmiddelen zijn schaars. Wij zijn een dubbelmonarchie, het Brussel en Straatsburg van Gelderland. Wat Brummen krijgt moet Eerbeek ook hebben en omgekeerd.

Vorige week werd een onverwachte tegenvaller van ruim een miljoen euro ontdekt in het sociale vangnet. Vrijwel alle gemeenten kampen met een tekort in het sociale domein. Maar deze klap zagen B & W niet aankomen. ‘Het financiële inzicht en het overzicht ontbraken’, zeggen ze zelf. Het is een bevestiging van de bestuurlijke tekortkomingen die tijdens de begrotingsvoorbereiding werden blootgelegd.

Brummen is een kleine gemeente. Met 1700 inwoners is het Gelderse Rozendaal de allerkleinste. Het barst er van de miljonairs. Vrijwel alle uitvoerende taken zijn uitbesteed aan Rheden en Arnhem. Het sociale vangnet is gering. Om niet uit te sterven kregen jonge gezinnen eind vorige eeuw een vestigingspremie aangeboden. De miljonairs trokken de portemonnee voor artistieke straatlantaarns in plaats van gemeentelijke neonpalen. Brummen is geen Rozendaal. B& W hebben noodsignalen uitgezonden. Meer dan regelgeving, vergunningen uitschrijven, het sociaal domein en het beheer van de openbare ruimte zit er niet meer in. Cultuur en sport worden ‘kostendekkend’, ‘volwassenen betalen hun eigen hobby’.

Het verguldsel bladdert af.