Op elke boerderij was feest, we sjouwden overal naar toe.
Op elke boerderij was feest, we sjouwden overal naar toe.

91-jarige Mimi Beltman over de bevrijding

HALL - Mimi (Willemina) Beltman-Verbeek werd op 1e kerstdag 1928 geboren. Ze was een nakomertje en een 7-maands kindje. “Mijn vader zei altijd; ie hebt de töpkes van de garven gehad, dus het beste zaad uit een schoof rogge. Het was een wonder dat ik bleef leven, zo klein was ik en dat in zo’n oud huis met maar één houtkachel.”

Het gezin woonde aan de Zwarteweg in Hall. Haar broers Harm en Gerrit, Ekke genoemd, waren 13 en 11 jaar ouder dan zij. Tijdens de oorlog keken ze vaak naar al die zoeklichten in de lucht, het was een prachtig gezicht. Toe maar jongens, geef ze maar van katoen, zei haar vader dan. Die avond in maart 1943, toen er naast hun huis een V1 neerkwam kan ze zich nog goed herinneren. “Het was verschrikkelijk, het hele huis stortte zowat in. Het gebeurde rond 21.00 uur, ik lag al in de bedstee in de kamer. Een luchtdruk van hier tot gunter, het was net alsof alles op me viel. Ik kon niet door het raam naar buiten maar kruipend over de ‘göte’ ben ik het huis uit gekomen.


Buurjongen omgekomen

Mijn vader stond buiten al onze namen te roepen; Waar ben jij? Hoe is het met jou? Onze buurjongen Wim Zandbergen, die vaak bij ons op visite kwam en voor het huis stond te kijken, is omgekomen en ook ons paard lag dood voor de stal. Voor nood werd er een woonwagen geplaatst en elke avond werd ik naar ome Geert en tante Heintje Boterman aan de Hallseweg gebracht om te slapen. Een geluk bij een ongeluk was dat mijn oudste broer nu niet naar Duitsland hoefde om te werken want hij moest helpen ons huis weer op te bouwen. Wat ik nog steeds heel frappant vind, is dat een waarzegger alles al had voorspeld. Die was in Pniël geweest en we moesten allemaal iets inleveren. Hij pakte dat van mijn broer en zei; er is een familielid die zeer in moeilijkheden zit en die moet je maar een beetje tot steun zijn. Ik zeg je, het komt goed, maar ik zeg niet hoe. Onbegrijpelijk hoe hij dat wist.”


Werken

Mimi ging werken bij de familie Holtslag aan de Illinckstraat in Eerbeek waar ook een V1 neerkwam. “Mijn moeder kwam vanuit Hall direct om te kijken of alles goed met me was. Ik snap nog niet hoe ze het zo snel wist want er was nog geen telefoon. Er waren daar ook Duitsers ingekwartierd. Mevrouw Holtslag bracht de was naar de wasserij van haar zus maar dat van die Duitsers moest ik doen. Dat vroegen ze dan netjes, ach, die jongens konden er ook niets aan doen, die waren ook maar gestuurd. Dus ik deed die was, ze betaalden er goed voor en ik kreeg veel zeep.”


Bevrijding

De bevrijding in April heeft ze goed gevierd. “Overal was feest, het was geweldig. Ik had een vriendje, een evacué uit Arnhem die aan de Hallseweg was ondergebracht. We klommen de kerktoren in van waaruit je de hele omgeving kon zien, een prachtig gezicht. Elke avond was er ergens op een boerderij wel feest; bij Bannink, Voskamp en op de Haar, we sjouwden overal naar toe en hadden alleen maar plezier. Na een maand waren mijn klompen versleten, zoveel had ik erop gelopen. Ik kreeg nieuwe van mijn vader maar hij heeft er eerst maar rubber onder gemaakt. Maar een keer ben je uitgefeest en ik heb dat vriendje ook nooit meer gezien. Ik kreeg verkering met Willem Beltman met wie ik 45 jaar getrouwd ben geweest”


Knettergek

Mimi woont nu in De Vier Dorpen in Beekbergen. Door de coronacrisis mogen haar kinderen niet op bezoek komen en dat vindt ze heel erg. “Je wordt er knettergek van, je mag haast niks meer. Ik hoor en zie slecht dus ik kan niet zonder hulp naar buiten. In de oorlog waren we angstig omdat er altijd iets naars kon gebeuren maar deze tijd is ook verschrikkelijk.”