Wanneer stroomt de beek als een ‘zilveren lint’ weer door Eerbeek?
IngezondenINGEZONDEN - Zag op TV-Gelderland dat een groep vrijwilligers op de kop van een spreng het water van de Gravinnebeek in de Eerbeekse bossen weer liet klateren. Hierdoor kan zij weer stromen zoals in vroeger jaren. Een prachtig resultaat van de vrijwilligers die dit maar even in hun vrije tijd gefikst hebben.
Aan de Gravinnebeek, ongeveer halverwege de afstand tussen sprengen met uitmonding in de Eerbeekse beek, bevindt zich het Kerstens Molentje. Hieraan herinnert onder ander nog de droogstaande opgeleide bovenbeek, een ruïne van een waterval opgebouwd uit twee boven elkaar liggende gedeelten en een iepen-opslag. Een belangrijke boom voor molenaars. Het hout werd gebruikt voor molengoten en assen van molenraderen (bron: Bekenstichting).
De uitmonding van de Gravinnebeek bij het Kerstens Molentje is in de Eerbeekse beek. Deze beek kon in de laatste tijd moeilijk water houden. Als leek denk ik nu dat door het werk van die groep vrijwilligers de mogelijkheden wat groter geworden zijn tot exploitatie van deze beek in het plan Eerbeek-Loenen 2030. Wat zou het mooi zijn indien deze weer ging stromen als een ‘meanderend zilveren lint’ door dit 976 jaar oude dorp. Zeker ook omdat de papierindustrie hierdoor zo’n 400 jaar geleden is ontstaan. Bevoegde instanties kunnen nu publiekelijk laten zien tot waar zij in staat zijn. Zeker als je bedenkt dat hierover al decennialang gepraat (en gezeurd) wordt. Met het plan Eerbeek-Loenen 2030 moeten er spijkers met koppen worden geslagen in de vorm van publiekelijke aanschouwelijkheid. In de nieuwe coalitie is nu een Eerbeekse wethouder benoemd. Zij, Annika Kamberg-Van Klinken, kan in een soort van ‘magnum opus’ (groot werk), laten zien dat in de gemeente Brummen en in het bijzonder Eerbeek, de toekomst daadwerkelijk zichtbaar wordt. Voor de vrijwillige sprengengravers van de Bekenstichting niets dan lof. Een voorbeeld voor de hedendaagse democratisch gekozen volksvertegenwoordigers in Brummen; ‘handen uit de mouwen’.
Bruno de Vries.